Atelier Andre Schreurs, ca 1930
Het smalle zijhuis is in de 19de eeuw samen met het linker buurpand gesloopt en vervangen door een nieuw pand, zodat de oude situatie praktisch onherkenbaar is. Alleen de percelering op het achtererf herinnert er nog aan. Na de splitsing van het 'Root Schild', vermoedelijk in het begin van de 16de eeuw, komt het eerst aan Stefan van Culemborch en vervolgens aan Ivan de 'hoeffsmith', die ook het rechter buurpand in bezit krijgt. Laatstgenoemde moet het 5/13de deel van het totale cijnsbedrag betalen, wat omgerekend neerkomt op circa 3,42 m. Deze maat is op de bouwbloktekeningen aangegeven en komt goed overeen met de perceelsgrens van het huidige achtererf. Hij moet ook betalen voor een brug achter het huis. Kennelijk is bij de deling van het goed ook het achtererf aan de Snellestraat verdeeld en is er een tweede brug over de Binnendieze aangelegd. Bij de haardentelling van 1553 moet Albert Toelinck als huurder voor vijf schouwen betalen. Dit is wel een opmerkelijk groot aantal voor zo'n klein huis. Mogelijk bevonden enkele schouwen zich in de bebouwing op het achtererf. Bij het bombardement van 1601 loopt het huis, dat dan in bezit is van de 'vettewarier' Lambert Huyberts, schade op aan het dak, het dakbeschot, de 'gespannen' (daksporen) en het vensterglas. Onder het huidige pand bevindt zich een kelder die niet toegankelijk is, zodat we niet na kunnen gaan of dit de oude smalle kelder van het zijhuis is. | 311 |
Dit pand stond ter plaatse van het linker gedeelte van het huidige huis. Hoe breed het oorspronkelijke pand was, is alleen af te leiden uit de positie van de, mogelijk 16de-eeuwse, linker zijmuur. De cijnsboeken geven een perceel aan van 29 voet (= 8,32 m), wat veel meer is dan de huidige breedte van het pand. Er worden drie posten vermeld met ongeveer gelijke geldbedragen. Omgerekend zouden er drie smalle percelen van circa 1/3 van 29 voet (= circa 2,77 m) geweest zijn. Deze maten komen in het geheel niet overeen met de huidige situatie. Waarschijnlijk hebben we hier te maken met een oorspronkelijk 29 voet breed perceel dat grensde aan het terrein van de eerste stadsmuur. Na de ontmanteling van de ommuring is het hele gebied herverdeeld, waarbij de oude cijnsheffingen zijn gehandhaafd. De hertogcijns moet door Wouter 'mesmeker' en vervolgens door Martin de kangieter betaald worden. Het pand lijkt gezien de zettingen in het begin van | 311 |
de 16de eeuw te zijn onderverhuurd aan een harnasmaker en later aan een zadelmaker. Bij de haardentelling van 1553 moet de biertapper Dirk Nassart als huurder en bedrijfsvoerder betalen voor twee schouwen. Was het pand toen een herberg? In 1569 wordt het pand aan de busmaker Klaas Merceliss verhuurd. Aangezien het pand samen met de rechter buur in de 19de eeuw geheel vernieuwd is, weten we weinig van de 16de-eeuwse situatie. Onder het voorste gedeelte van het huis bevindt zich een kelder, maar deze is niet toegankelijk. Hij geeft een verdeling in een voorhuis met achterhuis weer. De kelderingang bevond zich inpandig tegen de brandmuur. | 312 |
Lubbers van Rooij5. "'t Wit Lam". Prijkte in natura boven de deur. Vroeger twee huizen, waarvan 't Noordwestelijke "'t Klein root Schilt" anno 1612. | 21 |
1865 | J.E.E. Kruijs (tabakskerver en sigarenfabrijkant, koopman in koloniale waren) |
1875 | J. Quaadvliet (mr. kamerbehanger, en ondernemer van verhuizingen) |
1881 | W. Keukenschrijver (partikulier) - wed. F. Smulders (partikuliere) - P.M. Timmermans (fabriekant in brandwaarborgkasten, haarden, tuinmeubelen en alle soorten van gegoten en geslagen ijzerwerken) |
1908 | Lubbers-van Rooij (manufacturen) |
1910 | fa. H. Lubbers-van Rooij (lingeries) |
1923 | Adrianus J.M. van Doorn (winkelier heeren modeartikelen) |
1928 | fa. B. Dechesne - P.M.J.H. van Wees |
1943 | F.J. Kuijpers (koopman) - N.V. Wolhandel 'de Spin' |
1908 | Lubbers-van Rooij (manufacturen) |
1910 | H. Lubbers-van Rooij |
1923 | Hubertus Chr.A. van Gool (broodbakker) |
1928 | H.C.A. van Gool |
1943 | P.L.J. Verbruggen (accountant) |